'Een vroege polder' De Veender- en Lijkerpolder staat al sinds mensenheugenis bekend als ‘een vroege polder’ oftewel een polder waar de gewassen goed en snel groeien. De (sluis)verbinding met het Braassemermeer zorgt ervoor dat de grond hier vochtig is, maar ook warmer dan de grond in omliggende polders. Het water van het meer warmt gedurende de zomer op en geeft tot zeker december warmte af. De zwarte veengrond in deze polder trekt daarnaast meer zonlicht aan dan bijvoorbeeld zandgrond dat lichter van kleur is.
Centrumligging en voldoende turf voorhanden Vanwege de groeizame grond werd er in deze polder al sinds de late middeleeuwen getuind en ontstond hier als vanzelfsprekend het centrum van het dorp Roelofarendsveen. De tuinders bouwden aan de kopse kant van de akkers woningen in lintbebouwing. Langs deze lintbebouwing ontstonden de dorpswegen het Noord- en Zuideinde. De kwekers woonden dus voor hun werk: ze hoefden met hun pramen niet ver te varen. Het was daarom logischer om turf te winnen in de omliggende, dunbevolkte polders. Bovendien was het veel te duur om deze polder te ontvenen. Om te voorkomen dat het water tijdens het uitvenen wateroverlast veroorzaakte in omliggende polders, werd er destijds om de polder die ontveend werd een veendijk aangelegd. Na de vervening werden de polders drooggemalen met hulp van windmolens. Vanwege de ligging aan de oevers van het Braassemermeer was het aanleggen van een stevige veendijk om de Veender- en Lijkerpolder buiten de bedijking een onbetaalbare en schier onmogelijke klus. |